Huurprijsherziening

Overzicht artikelen | intro


Artikel 304

Deskundigenadvies over huurprijs vereist

1. Een vordering tot nadere huurprijsvaststelling is slechts ontvankelijk, indien deze vergezelt gaat van een advies omtrent de nadere huurprijs, opgesteld door een of meer door partijen gezamenlijk benoemde ter zake deskundigen.
2. Indien partijen geen overeenstemming bereiken over de benoeming van een deskundige, benoemt de rechter deze op verzoek van de meest gerede partij. Indien een zodanig verzoek wordt gedaan, geldt de dag van dat verzoek voor de toepassing van artikel 303 leden 1, 2 en 4 als de dag waarop de vordering tot nadere vaststelling van de huurprijs is ingesteld.
3. De kosten van het advies zijn proceskosten in de zin van artikel 57 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; de artikelen 57c, 223 en 225 van dat wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.

Algemeen

Deze bepaling is geheel nieuw. Het bedrijfsruimterecht heeft nooit eerder een bepaling van deze strekking gekend.

Lid 1

Anders dan het oude recht bevat titel 7.4 slechts één bepaling waarin wordt geregeld wanneer en hoe partijen een wijziging van de huurprijs van 290-bedrijfsruimte kunnen afdwingen. Dat is art. 7:303. Art. 7:304 slaat op die bepaling terug, maar geldt ook als een vordering als bedoeld in art. 7:305 lid 1 wordt ingesteld.
De vordering moet vergezeld gaan van een advies van deskundigen. De wet gaat ervan uit dat partijen aan de hand van dat advies overleg voeren, maar het niet voeren van overleg is geen beletsel voor de ontvankelijkheid van een op art. 7:303 gebaseerde vordering (Kamerstukken 1I 2000/200 I, 26932, nr. 5, p. 17).
In beginsel moet het advies zijn uitgebracht door een of meer door partijen gezamenlijk benoemde deskundigen. Ook dat veronderstelt (een poging tot) overleg.
Als er geen advies als bedoeld in het eerste lid voorhanden is, moet de vordering vergezeld gaan van een advies als bedoeld in het tweede lid.
Vanzelfsprekend zijn partijen noch de rechter aan het advies gebonden.
Het is de bedoeling dat het advies voldoet aan de criteria genoemd in art. 7:302 lid 2. Het lijkt echter niet aannemelijk dat een rapport dat niet aan deze eisen voldoet aan de ontvankelijkheid van de vordering in de weg staat.
De wetgever heeft geen specifieke kwalificaties willen noemen waaraan deskundigen moeten voldoen. Hij heeft onder meer gedacht aan de Bedrijfshuuradviescommissies.

Lid 2

Als partijen geen overeenstemming bereiken over de benoeming van een of meer deskundigen kan de rechter een deskundige aanwijzen. Het tweede lid gebruikt het enkelvoud, maar daaraan moet geen speciale betekenis worden toegekend.
Volgens de tweede zin geldt de dag waarop bij de rechter het verzoek tot benoeming van een deskundige is ingediend als de dag waarop de vordering tot nadere vaststelling van de huurprijs is ingesteld. Vaak is dat ook de ingangsdatum van de nieuwe huurprijs. Zie echter art. 7:303 lid 4. Als partijen op de voet van het eerste lid gezamenlijk een of meer deskundigen benoemen, geldt een dergelijke datum niet.

Lid 3

Deze bepaling maakt het mogelijk de kosten van het deskundigenadvies voor rekening te brengen van de partij die in het ongelijk gesteld wordt.

Overgangsrecht

Volgens art. 205 OBW worden procedures, waarvan de inleidende dagvaarding is uitgebracht voor de inwerkingtreding van titel 7.4, beheerst door het oude recht.

Vastgoed InterVisie © 2004 | Reclamebureau Connexx